
132
Hoofdstuk 9: MIDI-functies
Gate Time
U kunt voor elke pad de lengte van de nootcommando’s
instellen, die verzonden worden wanneer u op de pad slaat.
Dit is nodig omdat een MIDI-trigger (zoals de TD-8) iets
anders werkt dan een toetseninstrument: er wordt namelijk
enkel aangegeven waar een noot begint – maar niet waar ze
eindigt. Voor het aansturen van melodische klanken zou dit
betekenen dat een eenmal gestarte “C” (Do) van een bas niet
meer stopt. Dit wordt opgelost met een truc: u moet instellen
hoe lang elk nootcommando van de pads e.d. duurt. Dat doet
u met Gate Time.
Maar opgelet: als u de pads gebruikt voor het aansturen van
gesampelde Loops, moet u Gate Time zo instellen dat het
gewenste gedeelte van een dergelijke Loop ook helemaal
wordt afgespeeld (dus een grote Gate Time-waarde kiezen).
1. Druk op [KIT]→ [F1 (INST)]→ [F2 (EDIT)]→ [F3 (MIDI)].
[KIT] licht op en de MIDI-instellingen verschijnen.
2. Breng de cursor met CURSOR [
▼
] naar “GATE TIME”.
3. Stel met [INC/+] of [DEC/–] c.q. de VALUE-schijf de
gewenste duur (Gate Time) in.
Met [F3 (LIST)] kunt u een overzicht oproepen met de
Gate Time-waarden van alle pads.
In dat geval kiest u de benodigde Pad door erop te slaan,
of met CURSOR [
▲
]/[
▼
] en [TRIG SELECT].
GATE TIME: 0.1~8.0 (seconden)
MIDI-kanaal
Alle nootcommando’s worden op het MIDI-kanaal verzon-
den dat u aan de Drum Kit Part (“KIT”) hebt toegewezen.
Hoe u dat instelt, komt u te weten onder “MIDI-kanalen voor
de Parts kiezen” op blz. 133.
Als u aan verschillende pads hetzelfde
nootnummer toewijst
Voor de ontvangst van MIDI-data wordt het probleem
nóg neteliger: als u eenzelfde nootnummer aan verschil-
lende pads toewijst, hoort u bij ontvangst van dit noot-
nummer enkel de klank van de TRIGGER INPUT met
het laagste nummer. Als u aan de betreffende pad
(Head) en de Rim hetzelfde nootnummer toewijst, hoort
u enkel de padklank. Het is dus niet mogelijk om te zor-
gen dat met één nootnummer twee of meer verschillende
TD-8-klanken worden aangestuurd.
Het sterretje in het overzicht ( ) duidt TRIGGER
INPUTS aan die een reeds toegewezen nootnum-
mer gebruiken en dus niet via MIDI kunnen wor-
den aangestuurd.
Voorbeeld:
Als u het nootnummer “38” toewijst aan de pad en de
Rim van TRIGGER INPUT 3 (SNARE) en de pad van
TRIGGER INPUT 4 (TOM1), ziet het display er als volgt
uit:
Wanneer de TD-8 nootnummer 38 van een MIDI-sequen-
cer e.d. ontvangt, hoort u enkel de klank die u aan de
pad (“Head”) van TRIGGER INPUT 3 (SNARE) hebt toe-
gewezen.
Kommentare zu diesen Handbüchern